Herman Kruis staat bekend om zijn indrukwekkende staat van prestaties. De oud bondscoach Oranje Dames won meerdere landstitels en Europese titels met de Dames van Den Bosch, won zilver met Oranje en kromde zijn tenen en rechtte zijn rug om ‘zijn’ Belarus uit Minsk op de kaart te zetten. Dat is hem een paar weken geleden met het EK zaal gelukt. Hij werd in ‘eigen’ land 1e. Zijn Dames stegen daarmee naar de 3e plek op de wereldranglijst indoor. Het tekent hem. Hij gaf zijn positie op voor zijn baan bij het Wit Russische team en zette door. Met een gouden plak als resultaat. Buiten is het nog een dingetje, maar ook daar weet Kruis op zijn eigen recht door zee wijze een stempel te drukken. Ondanks de taalbarrière en met passie.
Herman, je hebt wel vuur en passie nodig om met een team als Belarus ten strijde te trekken. In de zaal heb je natuurlijk veel meer punten voor dan op het veld. Hoe krijg je dat toch voor elkaar? Op de eerste plaats hebben wij in Belarus te maken met 2.500 actieve leden in totaal. Dat is de grootte van een top tien club in Nederland. Dankzij Lijsbeth van Kessel ben ik in contact gekomen met Belarus / HC Minsk in 2015. Eerst op clubniveau maar niet veel later vroegen de speelsters of ik bondscoach wilde worden. Belarus was toen al betrokken bij het TWINNING project van de KNHB en EHF waar Gabrielle van Doorn een voortrekker van is. In Juli 2015 speelde ik het eerste toernooi op het veld. Dat was eigenlijk meer een nulmeting. Stap voor stap zijn we vanaf die tijd gaan werken aan diverse punten. Wat je zeker niet moet doen is de cultuur in 1 keer overboord gooien. Maar ik heb wel stap voor stap zaken aangepakt en ben meer en meer gaan streven naar professionaliteit. Denk hierbij aan basiszaken zoals programmering, maand-, week- en dagprogramma’s. Rusten tussen de trainingen, gezonde voeding, teammeeting met verschillende doelen, etc. Vanuit die eerste veldverkenning bleek al gauw dat we nog niet beschikten over een complete selectie die op Europees niveau mee kan. Het team was al wat ouder en er diende zich nog niet veel jeugd aan. Toch dienden we wel te gaan verjongen en we hebben de twee jaar 2015 – 2017 daarvoor gebruikt. De kleine groep die wel op Europees niveau mee kon had ook zeer goede zaalkwaliteiten. Daar zijn we dan ook hard mee aan de slag gegaan ter voorbereiding op het EK-indoor Minsk 2016. Door veroverden we brons ten koste van Duitsland. Een ander punt is dat in Oost-Europa zaalhockey heel belangrijk is. Ze spelen van oktober tot eind februari in de zaal. Dit komt door het klimaat. Dus de combinatie lang in de zaal, kleine goede zaalgroep en goede trainingsfaciliteiten zorgen ervoor dat Belarus goed is op het gebied van indoor.
Weer een Europese titel op je naam. Nu nog het WK zaal. In 2018 werd Belarus 3e. Als je er dan nog bij bent, wat ga je dan doen om het volgende WK zaal te winnen in 2022, of ben je daar nog helemaal niet mee bezig? In eerste instantie was het helemaal niet zeker dat ik in Belarus zou blijven. Op het veld in augustus tijdens het EK 2019 zijn wij afgegaan als een gieter. We schaamden ons voor het spel wat we hebben getoond. Vanuit data konden we wel aangeven waardoor het totale falen werd veroorzaakt. In oktober 2019 hebben we dit op het ministerie van sport met de vice-minister, enkele oud topsporters en de hockeyfederatie besproken. De conclusie was dat het team veel meer atletisch moet worden, pas dan kan je gaan werken aan high performance hockey. De minister van Sport begreep dat, schonk mij het vertrouwen en geloofde in mijn visie, en gaf vervolgens aan dat ik de trainers duidelijk moest maken wat ik van hen verwacht om het niveau te verbeteren. Het was een open, harde maar faire bijeenkomst. De volgende twee dagen heb ik de coaches van het land cursus mogen geven om duidelijk te maken wat we verwachten. Tot mijn vreugde hebben de meeste coaches het overgenomen en toen de selectie binnenkwam in november en getest werd was er een duidelijke progressie te zien waardoor we meer high performance konden werken. Dit was een verademing. Ook de speelsters begrepen dat het tempo en de kwaliteit van de training hierdoor omhoog ging. Dit is ook de weg die we op het veld willen volgen. We moeten echt snel nieuwe aanwas krijgen en verjongen om aansluiting te krijgen. Het mooie tijdens de finale tegen Nederland was dat de laatste 2 minuten de twee youngsters Karina en Evgenya in de basis speelden en het heel goed deden. Zij zijn echt de boegbeelden voor de jeugd die aantonen dat je met hard werken je talent kan ontwikkelen en tot veel in staat kan zijn. Een ander belangrijk aspect is dat de speelsters in Belarus vaak denken van Nederland of Duitsland win je toch nooit in de zaal en op het veld. Het mentale aspect heeft het laatste half jaar zwaar op de agenda gestaan. De inbreng van topzwemster Aleksandra Herasimenia was daarin een belangrijke schakel. Zij gaf aan dat de speelsters minder bescheiden moeten zijn en meer in zichzelf moeten geloven. Het klinkt simpel maar oh zo belangrijk. En nu zijn we volop aan het plannen voor het veldprogramma en het winterprogramma. De verjonging moet door, de trainingsintensiteit omhoog, de mentale weerbaarheid steviger en het geloof in eigen kunnen moeten we meer uitstralen. Juist met deze titel kunnen we niet stilzitten. “Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg”. Dus we moeten door met veranderen en dat ga ik de komende 2 jaar in ieder geval doen. Nu zitten we in de procesfase maar lopende het jaar moeten missie, visie en doelen weer duidelijk op de kaart gezet worden zowel binnen als buiten.
Wat maakt zaalhockey voor jou zo’n mooi spelletje en wat zijn voor jou de grootste verschillen met het veld? Zaalhockey is fantastisch omdat je steeds met nieuwe ideeën moet komen om in de kleine ruimte de oplossingen te bedenken. Hoe moet ik een team bestrijden dat verdedigend goed staat? Het begint met de diverse systemen in de opbouw, een speelster moeten exact weten wat te doen. Ook de dynamiek op de helft van je tegenstander: Hoe krijg ik ruimte? Wanneer maak ik een passlijn vrij? Allemaal vragen die tijd kosten en waar het team in mee moet denken. Ik weet nog mijn eerste indoorseizoen. De speelsters waren gewend dat er 6 van de ene en 6 van de andere club geselecteerd werden en die speelden altijd als team samen. Wisselen op tijd en steeds hetzelfde, daar kan een tegenstander zich op instellen en dat moet je voorkomen. Toch hebben we het laatste EK wel meer met zelfde teams gespeeld maar daar zaten hele andere redenen achter. Ook de oplossingen in de verdedigende en aanvallende corner, het zijn allemaal facetten die snel veranderen. De invloed als coach op het spel is groter. Je kan sneller dingen veranderen.
Je hebt ook de Nederlandse dames getraind en gecoacht tot 2010. Zie je veel verschil in het team toen en het Oranje team nu en wat zijn de grootste verschillen op technisch en tactisch gebied? Op de eerste plaats heb je in Nederland een heel grote vijver waar je uit kan vissen. Het technisch niveau, het atletisch vermogen en het tactisch vermogen in Nederland ligt veel hoger. Hier speelt de top met regelmaat zware hoog niveau wedstrijden. Die ervaring en het op hoog niveau met elkaar trainen maakt je sterker. De basis ligt in Nederland al veel hoger waardoor je veel makkelijker mensen vrij kan spelen doordat je de bal snel kan laten gaan. Als ik een bal aanneem en veel tijd nodig heb om te controleren is de snelheid er al uit. Daarom trainen wij nu ook veel onder tijdsdruk en hoge weerstand juist om de basis op tempo uit te kunnen voeren. Tactisch spelen in verschillende systemen, daar zijn de speelsters in Nederland beter in. Maar dat is allemaal begrijpelijk want hier moet je tactisch sterk zijn om te verbeteren. In Belarus speelt bijna elk team hetzelfde dus is aanpassen niet zo noodzakelijk. Ik zou heel blij zijn als wij met Belarus geregeld tegen sterke tegenstanders mogen spelen. Uiteraard krijgen we dan een aantal keren flink op de broek, maar als je de kans niet krijgt kan je het ook nooit leren. Dus we willen graag tegen teams as Duitsland, Nederland, België, Spanje en Engeland spelen. Helaas denken die landen vaak “Tegen Belarus, wat leren wij daar nu van?”, maar volgens mij kan je daar als coach ook weer doelen aan hangen waardoor het voor beide partijen nuttig wordt. Wij zouden heel graag een zwaarder internationaal programma spelen.
In de wereldranglijst outdoor staan jullie op de 21 e plek. Denk je dat dit een tactische plaats is om de ladder te beklimmen en wat zijn je prognoses ten aanzien van tegenstanders op 20 en 19 ( Maleisië en Rusland, red.)? Alles valt of staat met het programma de komende jaren. We moeten nog meer atleet worden, we moeten op alle fronten meer ervaring krijgen en we moeten verjongen. Daarnaast zal er budget moeten komen om internationaal meer wedstrijden en toernooien te spelen. Dat geldt voor u16, u18, u21 en het nationale team. Ook zal er vanuit de clubs heel gedegen gewerkt moeten worden zodat we onze speelsters professioneel opleiden. Als we alle neuzen dezelfde kant uit krijgen en houden dan zijn er veel mogelijkheden en kunnen we gaan stijgen. Maar omdat de speelsters 10 maanden per jaar onder hun clubvlag vallen ligt de basis van het succes bij de clubs. Wat betreft de opponenten is Rusland heel goed bezig. Die hebben de verjonging een aantal jaren gelden ingezet en hebben die groep onder een club gezet. Je ziet daar een sterke generatie jonge speelsters aan komen. Maleisië heeft absoluut mogelijkheden om door te groeien. Ik denk dat de komende jaren plaats 23 t/m 15 aan elkaar gewaagd is. Toch kan je winst halen door nu de komende 4 jaar stevig te investeren in een uitgebalanceerd nationaal programma.
Er gaan veel discussies of hockey een Olympische sport zal blijven, maar tegelijkertijd is Hockey de 2e meest bekeken sport wereldwijd, dat laatste heeft weliswaar te maken met metingen uit o.a. India, maar desalniettemin, hoe zie jij dit?Dit is niet nieuw deze discussie. Ik maak mij er oprecht zorgen over. Het IOC kijkt niet alleen naar meest bekeken op televisie maar kijkt naar nog veel items. Zijn we oprecht een global sport? Dat wil zeggen hebben wij wereldwijd bij de dames en heren 20 landen die competatief aan elkaar zijn. Hebben die een goed georganiseerde competitie in eigen land. Hoe doen die landen het op social media? London had een prachtige stadionbezetting van rond de 95%. Rio was echter een drama. Ik hoop niet dat men in de toekomst gaat kiezen voor 5-a-side. Naar mijn mening gaat het hockey dan kapot en verdwijnen uit de Olympische familie. Nee laten we met elkaar werken aan een global sport, kennis delen, niet voor jezelf houden met de gedachte dan win ik goud. Nee, help landen als Chili, Uruguay, Zuid-Afrika, Belarus, Zuid-Korea etc. Daar is de infrastructuur goed om te hockeyen laten we die dan ook helpen met de ontwikkeling ervan.
Wat zouden de hockeybonden (landelijk, maar ook EHF en FIH) nog kunnen doen in jouw optiek, om de sport nog meer op de kaart te krijgen? Laat ik voorop stellen dat ik heel blij ben dat de KNHB en EHF het Twinning project (Europese landen koppelen aan clubs in Nederland) weer heeft opgestart. Onze Nederlandse clubs hebben veel know how en wanneer we bereid zijn die te delen met de Europese landen kunnen we ook hier in Europa een sterk competitief veld krijgen. Dat is prachtig voor de sport. Verder kunnen landen gebruik maken van de FIH (olympic solidarity gelden). Deze gelden kunnen aangevraagd worden om projecten binnen jouw sport op te zetten en verder uit te bouwen. Dit soort projecten kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van onze sport. En dat is in mijn ogen hard nodig. De komende 2 jaar zal ik Hongarije vanuit de Olympic solidarity gelden gaan adviseren met de ontwikkeling van hockey.
Je bent directeur van het Johan Cruyff College in Roosendaal en daarnaast ook member of the high performance committee bij de Internationale hockeybond, education committee bij de Europese hockeybond en voorzitter Deltalent. Hoe combineer je die functies met je tophockey carrière en welke aspecten uit die wereld neem je mee als coach? Ik heb het ongelooflijke geluk dat Curio (de organisatie waar Johan Cruyff College Roosendaal onder valt) mij van dag één de vrijheid heeft gegeven om dit te doen. Daarbij hebben wij een zelf verantwoordelijk team dat gewoon doorgaat als ik er niet ben. Met de moderne hulpmiddelen Hebben we dagelijks verleg waar ik ook ter wereld ben. Dat is een prachtige synergie. Curio, bij monde van bestuursvoorzitter Rob Neutelings, ziet juist een meerwaarde in de functies die ik doe. De student/sporter op het Johan Cruyff College kan ik geregeld coachen in zijn/haar sport/studie programma’s vanuit mijn ervaring op het gebied van coachen. Ook wanneer zij buitenlandse toernooien spelen komen ze graag bij mij langs voor advies. Deltalent is een stichting die de ambitieuze jonge sporter de kans geeft extra te trainen. Wij hebben hockey, schaatsen, handbal, meidenvoetbal, atletiek en rugby in ons programma. Toptrainers als Annamarie Thomas, Frank van Ommen, Rian Jonkers trainen dagelijks onze jeugd. Mede dankzij de steun van de gemeente Breda, Waalwijk en Etten-Leur kunnen wij dit doen. Momenteel trainen er zo’n 300 kinderen tussen de 11 en 18 jaar wekelijks bij ons. Daarnaast promoot Deltalent sport in de ontwikkelingswijken op basisscholen tijdens en na schooltijd. Student/sporters van het Johan Cruyff College worden dan ingezet als ambassadeur om hun sport te promoten. Wat betreft het coachen ben je dagelijks bezig. Met studenten maar ook met collega’s. Een coach moet vragen stellen en doorvragen, vooral luisteren. Een coach moet niet het antwoord geven maar de sporter of docent het zelf laten ontdekken. Dit was overigens een van de moeilijkste punten in Belarus, door waren ze heel erg top down gewend.
Zelf heb je ook gehockeyd, is het belangrijk dat een topcoach op hoog niveau gespeeld heeft of maakt dit niet uit voor het vak? Ik was een heel matige speler. Het kunstgras was voor mij geen oplossing. Ik was tactisch goed maar niet snel en wendbaar. Daarom zei onze manager Rene Mathyi, toen ik 29 jaar was en aanvoerder van het eerste heren Push team, word jij maar coach dat gaat wellicht beter. Ha ha… Ik denk dus niet dat het uitmaakt. Ook leeftijd maakt niet uit. Wat wel heel belangrijk is, is dat je eager bent om elke dag te leren. Dat je diverse leerstijlen toepast en dat je op de juiste manier communiceert met de jeugdige speelsters. En dat je niet bang bent om op je gezicht te gaan als je weer eens wat nieuws inbrengt of bedenkt.
Je werkt inmiddels alweer jarenlang als trainer-coach. Wat houdt jou gemotiveerd en wat was je allermooiste moment tot nu toe? Ik word gelukkig als ik een gemotiveerde groep zie. Het maakt mij niet uit jeugd, senioren of internationaal. Hoewel internationaal hockey niet te vergelijken is met clubhockey. Dat niveau is echt aanzienlijk. Maar op zaterdagmorgen train ik ook een loopgroep zo’n 30 mannen die wekelijks om 09.00 aan de slag gaan. We rennen dan zo’n 9 tot 11 km. Met onderweg oefeningen. Heel veel plezier en enthousiasme. Die mannen zijn tussen de 40 en 75 jaar maar staan er altijd. Hun plezier en enthousiasme geeft mij de energie om dat ook heel leuk te vinden. Coaches die alleen het hoogste niveau willen trainen daar heb ik echt een hekel aan, het gaat om de passie in een groep daar moet je het plezier uit halen. En in Belarus zie ik steeds 24 speelsters die ervoor willen gaan. Ik hoop nog vele jaren op een veld te staan want het blijft geweldig om mensen die willen iets te leren.